Paardenarts
Zoek op aandoening of onderwerp

Veel paarden brengen een groot deel van de dag door op stal. In de eerste plaats is een stal een schuilplaats voor het paard waar het beschermd wordt tegen de elementen zoals regen, zon en wind. Daarnaast is de stal vaak een rust- en voederplaats. Een goede stal biedt beschutting en geborgenheid, met zo min mogelijk nadelige gevolgen voor het welzijn van je paard. Maar wat is dan een goede stal? Dit vraagt om inzicht in de fysiologie en behoeftes van het paard en de vertaalslag naar de praktijk. Zonder deze kennis is de kans groot dat je paard, onbedoeld, in een stal staat die zijn welzijn juist aantast. Denk bijvoorbeeld aan tocht, warmte en vervuilde lucht. Een slecht stalklimaat kan nadelige effecten hebben op de gezondheid van paarden. Ook afmetingen en de mate waarin een paard sociaal kan zijn hebben invloed op het welbevinden van je paard. Dit wordt besproken in het artikel ‘Huisvesting van paarden’.

Het klimaat in de paardenstal staat makkelijk onder druk. Denk daarbij aan tocht, te weinig licht, te veel stof of vervuilde lucht. Niet voor niks zijn er enorm veel paarden die in de winter een kuchje ontwikkelen. Dat is niet normaal en er zouden dan ook alarmbellen af moeten gaan zodra paarden op stal, of tijdens het rijden, beginnen te kuchen. En die doordringende paardenlucht die in je kleren blijft hangen? Een groot deel daarvan is ammoniak. Kom je bij je paard de stal binnen en walmt de paardenlucht je tegemoet? Dan is het hoog tijd wat aan het stalklimaat te veranderen.

We geven je in dit artikel een aantal handvatten om stalhuisvesting zo aangenaam mogelijk te maken.

Stalklimaat

Onder stalklimaat verstaan we de temperatuur, licht en luchtkwaliteit. Denk daarbij aan de hoeveelheid licht in de stal, luchtvochtigheid en mate van luchtverontreiniging door bijvoorbeeld ammoniak en stof.

Graadje minder: paarden hebben het liefst een koele stal

Hoewel je paard het heerlijk vindt om buiten te spelen, zou ‘een frisse neus halen’ ook op stal moeten kunnen. Veel stallen worden hermetisch afgesloten bij regen of kou en dat is zonde!

Thermoregulatie van paarden

Met betrekking tot thermoregulatie is een paard echt niet hetzelfde als een mens. Waar mensen zich het lekkerst voelen bij ongeveer 20-25°C, ligt de ‘thermoneutrale zone’ van een ongeschoren paard tussen de -5°C tot 20°C. Dit zijn temperaturen waarbij het paard geen extra energie nodig heeft om zichzelf warm te houden, danwel af te koelen. De Nederlandse winter is voor onze paarden dan ook een stuk prettiger dan de zomer. Let wel, de temperatuur waarbij het paard zich comfortabel voelt is natuurlijk wel afhankelijk van ras, leeftijd, regio en of hij geschoren is. Daarbij is 20°C in de zon voor het paard al snel te warm.

Het is opmerkelijk dat een paard, bij een temperatuur onder nul, het niet per definitie koud heeft zoals wij mensen. Daar zijn met name vier anatomische of fysiologische reden voor: vacht, spiermassa, huidoppervlak en vertering. Paarden hebben aanzienlijk meer beharing dan mensen en die wordt ook nog eens afgestemd op het seizoen (de vacht groeit onder invloed van kortende dagen en dalende temperatuur). Dit haar kunnen zij ook nog rechtop zetten om een isolerende laag te vormen en zo warm te blijven. Daarnaast bestaan paarden voor 60% uit spiermassa (dat is bij mensen maar 35-40%) en deze genereert warmte. Bovendien hebben mensen relatief gezien een veel groter huidoppervlak om het lichaam te kunnen afkoelen dan paarden. Dat wil zeggen dat een paard én meer warmte genereert én het minder makkelijk kwijt kan raken via de huid, in vergelijking met mensen. Tenslotte kunnen paarden zich letterlijk ‘warm eten’. Bij de fermentatie van ruwvoer in de dikke darm komt veel warmte vrij en dit houdt het paard van binnen warm. Een beetje extra ruwvoer kan dus voldoende zijn om een koudere nacht prima door te komen.

Paarden hebben dan ook het liefst een koele stal. De optimale temperatuur op een stal is voor een volwassen paard tussen de 10 en 15°C, maar voor fokmerries ligt deze temperatuur lager, tussen de 5 en 10°C en voor veulens hoger, zo rond de 15-20°C. Een goed geventileerde stal is daarentegen veel belangrijker dan een warme stal. Vooral in de winter wordt dit nogal eens vergeten en gaan alle deuren en luiken potdicht. Niet doen! Paarden vinden temperaturen rond het vriespunt veelal geen probleem.

Luchtvochtigheid

Als maatstaf voor de luchtvochtigheid wordt het begrip relatieve luchtvochtigheid (RV) gebruikt. Dit is de verhouding tussen de hoeveelheid waterdamp die in de lucht aanwezig is en de hoeveelheid waterdamp die maximaal aanwezig kan zijn (verzadigde lucht). Hoeveel waterdamp lucht maximaal kan bevatten, hangt af van de temperatuur.

Wat betreft stalklimaat zijn twee gevolgen van luchtvochtigheid van belang:
condensatie en invloed op de gevoelstemperatuur.

Condensatie

Condensatie treedt op bij een RV van 100. Dit gebeurt met name op plaatsen waar warme lucht in contact komt met koude oppervlakken zoals een koud dak, stalen spanten en ruiten. Condens in stallen kan verschillende gevolgen hebben:

  • Het rotten of roesten van materialen – hierdoor wordt de levensduur van een stal verkort. Bovendien kan hierdoor de veiligheid van je paard in gevaar komen door het makkelijk kapot gaan van doorgeroeste of verrotte elementen.
  • Een slechtere isolatie – als isolatiemateriaal nat wordt door condens neemt de isolatiewaarde af.
  • Verhoogde kans op schimmels – door langdurige inwerking van condens ontstaat bijvoorbeeld houtrot of schimmelvorming in ruwvoer opslag. Schimmels in voer en in de lucht hebben een negatieve invloed op de gezondheid van de luchtwegen en het maagdarmkanaal.
  • Drupwater van bijvoorbeeld leidingen kan op voer, strooisel of dieren terecht komen. Op voer en strooisel heeft het rotting en schimmel tot gevolg. Als je paard dit opneemt kan hij daar ziek van worden. Als je paard continu drupwater op zich krijgt, zeker met een deken op, kan dit leiden tot huidklachten en luchtwegklachten.

Goed ventileren helpt het afvoeren van erg vochtige lucht en voorkomt temperatuurverschillen tussen binnen en buiten. Hoge luchtvochtigheid (>80%) in combinatie met hogere temperaturen (>20°C) geeft samen een extra grote kans op hittestress bij je paard.

Bij een te lage relatieve luchtvochtigheid drogen de slijmvliezen uit en ontstaat er gemakkelijk hoesten. De optimale relatieve luchtvochtigheid ligt tussen de 60 en 80%.

Tips!

  • Hang een thermometer met hygrometer in je stal, zo kun je in één oogopslag zien hoe het met de temperatuur en luchtvochtigheid in de stal gesteld is
  • Bekijk de Hittestress Check: hier kun je in één oogopslag zien wat het risico op hittestress is de komende dagen. Vooralsnog is de tool voor vee ingericht, kies hier de optie ‘melkkoeien’ voor een indicatie voor paarden.

Hygiëne

Paarden houden betekent stallen uitmesten. Maar wanneer doe je het vaak genoeg, en wat is de reden erachter?

Ammoniak ofwel ‘paardenlucht’

Ammoniak is verantwoordelijk voor de geur die wij paardenliefhebbers “paardenlucht” noemen en andere mensen stank. Ammoniak ontstaat uit urine; het ureum uit urine wordt in de stal door bacteriën omgezet in ammoniak. Het is een klein molecuul en komt diep in de longen, veel dieper dan stof. Het is, zeker bij langdurige blootstelling, heel schadelijk voor longweefsel. Het veroorzaakt een verhoogde slijmproductie, terwijl het de trilhaartjes die het slijm naar buiten werken slechter laat functioneren. Ammoniak productie stijgt in warme, vochtige stallen.

Je kunt de ammoniakconcentratie in stallucht verminderen door:

  • Drainage te bevorderen – bijvoorbeeld urine op de stalvloer laten wegvloeien via een gootje.
  • Goed ventileren – zie het hoofdstuk hieronder.
  • Uitmesten – minimaal dagelijks de natte plekken en mest uit de stal halen. Een vers laagje strooisel om de natte plekken te maskeren is niet hetzelfde. Ruik je zelf ammoniak? Dan moet er vaker gemest worden.
  • Potstallen voorkomen – alleen grof de mest wegscheppen, dagelijks opstrooien en maar één keer per week de hele stal leegtrekken? Beter van niet, tenzij je heel goed kunt ventileren in de stal of speciale bodembedekking gebruikt die bedoeld is voor potstallen. In de vochtige onderlaag wordt veel ammoniak geproduceerd.
  • Mestopslag of mesthoop – ver genoeg van de stal plaatsen zodat er met de ‘verse’ lucht niet al ammoniak de stal in komt.
  • Bodembedekking – Zo heeft stro een beter absorptievermogen dan zaagsel en kan ammoniak beter vasthouden. Zaagsel is dan weer minder stoffig dan stro, belangrijk voor paarden met luchtwegklachten. Er zijn bodembedekkers en toevoegingen op de markt die ammoniak uitstoot kunnen verminderen. Ook dagelijks een hele dikke laag vers strooisel voorkomt dat ammoniak ontsnapt. Goed ventileren voorkomt problemen met ammoniak en stof.

Mest

Daarnaast is dagelijks de mest verwijderen nodig om de hoeveelheid bacteriën en zelfs wormeitjes in de stal te verminderen. Dit voorkomt ook hoef- en huidproblemen. Bovendien wordt er minder ruwvoer verspild. Paarden zullen in de natuur ook nooit rondom hun eigen mesthopen grazen.

Tips om stof te verminderen

  • De opslag van hooi en stro boven de stallen is een bron van stof, voornamelijk tijdens de wintermaanden en is daarom niet geschikt (denk ook aan brandgevaar!). Ook het opslaan van hooi en stro in de stalling dient waar mogelijk vermeden te worden.
  • Zorg dat opstrooien van de boxen wordt gedaan in afwezigheid van de paarden.
  • Hooi is vele malen stoffiger van zichzelf dan voordroog (of kuilvoer) uit plastic balen. Voordroog kan voor veel paarden een goed alternatief zijn voor hooi. Overigens niet te verwarren met koeienkuil, dit kan verteringsproblemen geven bij paarden. Ook het portioneren en losmaken van pakken hooi zou buiten de paardenstal moeten plaatsvinden.
  • Als je paard erg gevoelig is voor stof kan het helpen om in plaats van stro minder stoffige bodembedekking te gebruiken zoals houtkrullen, vlas of stropellets.
  • Het schoon bezemen van stallen alleen doen als de paarden buiten staan en de deuren en ramen goed open staan. De bladblazer gebruiken wordt afgeraden, dit creëert onnodig veel stof. Stof van stallen mesten en vegen is pas na zo’n 2 uur weer redelijk weggetrokken.

Goede ventilatie

Een luchtstroom in de stal laat zich sturen. Frisse lucht komt binnen via deuren en openingen in de wanden. Hierbij gelden verschillende natuurkundige principes zoals het schoorsteeneffect en de wet van Bernoulli (zie figuur 1). Deze inkomende lucht wordt opgewarmd door de paarden en stijgt dan samen met afvalgassen zoals ammoniak boven naar de nok, waar het naar buiten verdwijnt via een opening. Of in elk geval, dat is de wenselijke situatie.

Je kunt op twee manieren ventileren:

  • op de natuurlijke manier met open ramen, deuren en een open nok;
  • of mechanisch met ventilatoren.

Beide hebben voor- en nadelen. Natuurlijke ventilatie lijkt een voor de hand liggende keuze, maar werkt beduidend minder als het windstil is. Wil je natuurlijk ventileren, dan moet de hellingshoek van het dak minimaal 20 graden zijn, anders trekt de ‘vuile’ lucht onvoldoende naar de open nok. Uiteraard moet de stal in dit geval wel een open nok of openingen in het dak hebben om warme lucht naar buiten te laten.

De boxwanden zijn belangrijk bij ventilatie. Is een box volledig gesloten op traliewerk aan de voergang na, dan is het moeilijk zo’n box goed te ventileren. Bestaan alle boxwanden uit tralies of planken met smalle luchtopeningen, dan is de ventilatie van zo’n box van diverse zijden beter mogelijk en zal zo’n box beter droog blijven. Bovendien heeft het paard in die box meer zicht op zijn stalgenoten en stalomgeving wat bijdraagt aan het welzijn.

Een goede ventilatie vraagt om een inlaat en een uitlaat van lucht. Reken minimaal 500 cm2 (bijvoorbeeld 10x50cm) inlaat per paard en een twee keer zo grote uitlaat. Eén luikje in stal zal daarom niet werken: de lucht kan dan niet bewegen. Daarbij mag de bewegende lucht niet kouder zijn dan de staltemperatuur, anders ontstaat koudeval of tocht. Dit kan door de inkomende lucht eerst op te warmen voor deze de dieren bereikt. Door bijvoorbeeld de inkomende lucht eerst omhoog te geleiden of luchtinlaten naast dierenverblijven te hebben.

Kijk vooral ook naar de architectuur van je stal en welke objecten of bouwsels invloed hebben op de ventilatie. Een hoge wand midden in de stal, of een grote betonnen zadelkamer hebben invloed op de luchtstroom.

Figuur 1: Schematische weergave van ventilatie in een paardenstal

Paardenarts.nl - Commissie Welzijn Paard. Figuur: Schoorsteeneffect Bernoulli - ventilatie in paardenstal schematische weergave
Figuur 1: Zonlicht (geel) en lichaamswarmte van de paarden verwarmen de stal. Een goed dakontwerp met luchtuitlaten (en eventueel ventilatoren) kan gebruik maken van de natuurkundige wetten zoals het schoorsteeneffect en Bernoulli effecten. Hierdoor kan buitenlucht de warme stallucht (rood) en pathogenen zoals bacteriën en virussen, maar ook ammoniak (groen) omhoog, uit de stal afvoeren. Bron figuur: eqliving.com.

Tips! | check de ventilatie in jouw stal

  • Kijk eens waar spinnenwebben hangen. Spinnen kiezen meestal de luwte en veel spinnenwebben betekent dan ook weinig ventilatie. Is er wellicht verschil tussen links en rechts in je stal?
  • Doe eens een rooktest. Er zijn verschillende rooktestproducten verkrijgbaar die je makkelijk zelf kunt gebruiken om inzicht te krijgen over de luchtstroom in je stal. Steek eens een rookkoker of rooktablet aan en kijk wat de luchtstroom met de rook doet. Herhaal de test zowel binnen als buiten je stal op verschillende plekken. Blijft de rook hangen of giert hij direct ergens naar buiten?

Afb.: voorbeelden van ventilatie via stalwanden en nok

Afb. ventilatie via de stalwanden en nok (Vivianne van Leeuwen)
Afb. (links):Stalwanden met aan de onderzijde openingen die ventilatie van de boxen verbetert. Bovendien hebben paarden die achter de boxwand eten enig overzicht over hun omgeving wat de kans op stress verlaagt. Afb.(rechts): Open nok waar stallucht naar buiten kan. De nok is gemaakt van lichtdoorlatende platen wat daglicht naar binnen laat. Foto's : Vivianne van Leeuwen

Afb.: Voorbeeld van onvoldoende ventilatie in de stal

Afb. voorbeeld van onvoldoende ventilatie op stal
Afb.: Een kleine ventilatie opening is onvoldoende om een stal degelijk te ventileren. Er is een grote in- en uitlaat opening nodig om lucht voldoende te verplaatsen voor ventilatie. De spinnenwebben vlakbij de ventilator verraden dat de luchtsnelheid daar laag is. Foto: Vivianne van Leeuwen

Tocht

Een hogere luchtsnelheid dan 0,20 meter per seconde bij lagere luchttemperatuur dan de staltemperatuur noemen we tocht. Tocht kan veroorzaakt worden door:

  • warme lucht die afgekoeld wordt door koude wanden;
  • door het vallen van de inkomende (koude) buitenlucht bij de luchtinlaat;
  • door een te kleine inlaatopening ten opzichte van te grote uitlaatopening, de inkomende lucht stroomt dan te snel. Denk daarbij aan een kachel om het je voor te stellen: de afvoer (schoorsteen) blijft even groot, maar hoe dichter het schuifje van de luchtinlaat, hoe harder de verse lucht de kachel in wordt gezogen;
  • door het openlaten van deuren die eigenlijk gesloten horen te zijn. Als lucht hierdoor uit de stal ontsnapt, wordt evenveel lucht door kieren en spleten binnengezogen. De luchtsnelheid wordt dan bij die kieren heel hoog en dat geeft tocht.

Ook op een winterdag moeten ramen en deuren dus open om bedompte lucht te voorkomen. Het dichtlaten van bovenluiken en staldeuren creëert juist tocht door de hoge luchtsnelheid bij kleine openingen en een groot temperatuurverschil tussen binnen en buiten.

Tip!

Kleppen onder de luchtinlaat, die de binnenkomende lucht eerst een stuk langs het dak omhoog geleiden, kunnen koudeval voorkomen. De lucht wordt namelijk eerst licht opgewarmd voor het bij de paarden terechtkomt.

Licht

Voldoende licht is nodig voor een goede verzorging en controle van de paarden. Bovendien is licht noodzakelijk voor het goed laten verlopen van een aantal processen in het paardenlichaam. Denk daarbij aan het op gang komen van de hengstigheid bij merries, rui en de aanmaak van vitamine D (alleen bij echt UV licht).

De lichthoeveelheid in een box moet minimaal 80 lux gedurende 8 uur per dag zijn. Dat betekent dat je met gemak en met gestrekte armen de krant kunt lezen in de stal. Daarvoor heb je minimaal één lamp van 100 à 150 watt per box nodig. Daglicht is het meest aangenaam voor paarden en verzorgers en verdient dus de voorkeur boven kunstlicht. In bestaande stallen kan dit gerealiseerd worden met het openbreken van delen buitenmuur, vervangen van dakplaten door lichtplaten of het installeren van daglicht buizen.

Aanpassen

Verandering is lastig en helemaal als het gemoeid gaat met kosten of de meningen op één stal verdeeld zijn. Toch kan het zinvol zijn om, met een paar stalgenootjes, je paardenarts en de staleigenaar te overleggen hoe het beter kan. Soms zijn hele eenvoudige aanpassingen al een grote stap vooruit wat het stalklimaat betreft. Daarnaast geldt: meten = weten. Je kunt bijvoorbeeld een stof- en ammoniakmeting laten uitvoeren, eventueel gecombineerd met rooktests. Dit geeft kengetallen waar een verbeterplan voor opgesteld kan worden.

Checklist 'Wanneer kan het stalklimaart beter?'

Hieronder een checklist om na te gaan of er bij jullie op stal aanpassingen nodig zijn:

  • Er hoesten paarden op stal of tijdens het rijden (en die hebben geen koorts).
  • Er hangt een doordringende paardenlucht die prikt in je ogen en keel.
  • Er hangen heel veel spinnenwebben aan het dak, of de spinnenwebben zijn onevenredig verdeeld over de stal. Bijvoorbeeld: boven de linker rij stallen hangen veel spinnenwebben en rechts veel minder.
  • Los van het opstrooien zie je regelmatig stof ‘dansen in het licht’.
  • Behalve de in- en uitgang van de stal, is er nergens een ventilatieopening te bekennen. Logische plekken daarvoor zijn een open nok, spleetvormige opening tussen dak en stalmuur, open bovenluiken, werkende ventilatoren in het dak of ventilatiekokers in het dak.
  • Je moet in alle hoeken van de stal met gemak de krant kunnen lezen, zo niet dan is er te weinig licht.
  • Leidingen zijn vaak nat van de condens.
  • Stalvloeren drogen slecht op na uitmesten of schoonspuiten.

Heb je vragen over het stalklimaat of een gezonde leefomgeving voor je paard?

Neem dan contact op met een Erkende Paardendierenarts. Dit zijn dierenartsen die zich verdergaand hebben toegelegd in het behandelen van paarden en verplicht zijn om nascholing te volgen. Je paardendierenarts is op die manier op de hoogte van de laatste inzichten en wettelijke kaders als het gaat om paardenhouderij, welzijn en gezondheid. Hij/zij kan je onder meer helpen met advies over voeding, huisvesting, preventieve gezondheidszorg, fokkerij, bewegingsadvies en meer.

Auteur: Vivianne van Leeuwen

KNMvD, Commissie Welzijn Paard

Chipnummer zoeken

Vul het chipnummer in en vind de gegevens bij het paard.
Meer info