Nieuw! Online Masterclass 'Ruwvoer beoordelen en ruwvoeranalyse' > Kijk direct, incl. Live Q&A op 27 maart > Meer info
Paardenarts
Zoek op aandoening of onderwerp
Leestijd: 15 minuten

Alle paarden hebben ruwvoer nodig, daar is iedereen het over eens. Ruwvoer is noodzakelijk om het paard gezond te houden. Gras, hooi, of kuilvoer hoort in elk rantsoen thuis. Vandaar dat het zo belangrijk is ruwvoer aandacht te geven. Deze aandacht is hard nodig, want door verkeerd ruwvoergebruik ontstaan gezondheidsklachten. Te veel, te weinig, verkeerde soort, verkeerde kwaliteit, bederf, noem maar op. Daar is wat aan te doen, door beter te weten wat je paard nodig heeft en hoe je het juiste ruwvoerbeleid maakt.

Ruwvoer is een verzamelnaam. Er is niet één perfecte soort ruwvoer. Sterker nog, elke soort en elke partij ruwvoer is anders. Dat maakt het voeren van paarden aardig ingewikkeld. Verdiep je in kennis over ruwvoer en leer de juiste keuzes te maken.

Paarden voeren is te leren door goed te weten wat je voert en wat het paard nodig heeft. In dit artikel aandacht voor ruwvoer voor paarden omdat dit de basis en het belangrijkste deel van het paardenrantsoen is.

paardenarts.nl-paardenvoeding-ruwvoer voor alle paarden-gras

Wat is ruwvoer?

Ruwvoer is een naam voor voedermiddelen met een hoog vezelgehalte. Een analyse van het ruwvoer levert het ruwe celstofgehalte op, wat een andere naam is voor de hoeveelheid vezels. Er is geen echte definitie voor ruwvoer, oftewel er is geen minimale hoeveelheid ruwe celstof waarbij het product tot de ruwvoeders behoort.

Feit is dat een hoog ruwe celstof- of vezelgehalte op zich niet voldoende is om een voedermiddel ruwvoer te noemen. Het product moet ook een bepaalde structuur, oftewel vezellengte hebben. Paarden maken meer kauwbewegingen op ruwvoer met een vezellengte vanaf ca 2 centimeter. Voor paarden houden we voor ruwvoer dus een minimale vezellengte van 2 centimeter aan. Een langere vezellengte leidt tot meer kauwen, wat gunstig is voor de gezondheid van het paard. Hiernaast heeft ruwvoer nog andere effecten op het verteringsstelsel die belangrijk zijn voor een goede gezondheid.

Sommige voedermiddelen zorgen voor discussie of ze wel of geen ruwvoer zijn. We kunnen gras, kuilvoer, hooi, luzerne, snijmais, graszaadhooi en stro allemaal ruwvoer noemen, maar grasbrok of luzernebrok niet. Ook al zijn deze brokjes gemaakt van gedroogd gras of luzerne, voor het maken van een brokje moeten de vezels fijngemalen worden. Dus de vezellengte is dan te klein om dit nog ruwvoer te noemen.

Ook bij wortels en knolgewassen en hun bijproducten is er sprake van discussie. Wortels hebben een relatief laag ruwe celstofgehalte en zijn daarom geen ruwvoer. Bietenpulp heeft een hoger ruwe celstofgehalte dan wortel, maar nog laag in vergelijking met hooi, en de vezellengte is kort. Ook dit product valt niet onder ruwvoer. Dat neemt niet weg dat de vezels van bietenpulp een positieve bijdrage kunnen leveren aan de gezondheid van het paard.

Ruwvoeders vergelijken

Gras en producten van gras, luzerne, stro en snijmais zijn ruwvoeders, maar hebben elk een andere bijdrage aan het totale rantsoen. Ruwvoer is voor paarden noodzakelijk om veel te kunnen kauwen, maar levert ook voedingsstoffen en heeft bepaalde effecten op de vertering. Vandaar dat het nog wel belangrijk is om de juiste keuze of combinatie te maken van het soort ruwvoer.

paardenarts.nl-paardenvoeding-ruwvoer voor alle paarden-droog grasHet ene ruwvoer is het andere niet. Ook al lijkt het hooi van de nieuwe partij qua uiterlijk hetzelfde als de vorige partij, er kan een grote variatie in de hoeveelheid energie en eiwit (en overige voedingsstoffen) zijn. Deze voederwaarden zijn afkomstig van de celstructuren en cel-inhoud waaruit de plant is opgebouwd. Elke plant, gras, mais of luzerne, bestaat uit droge stof en uit water. De voederwaarde zit in het droge stof aandeel.

Water levert geen energie of eiwit. Het voer mengt zicht met speeksel en verteringssappen. De verteringsenzymen verkleinen grotere structuren (van eiwit, zetmeel en vetten) uit het “droge stofgedeelte” van de plant. Daar komen de voedingsstoffen, aminozuren, glucose, vetzuren beschikbaar voor absorptie. Net als een groot deel van de mineralen en vitaminen. Het vocht wordt deel geabsorbeerd en komt deels met de mest naar buiten.

Voor een reële vergelijking tussen voeders beoordeel je dus de gehalten aan energie, eiwit, mineralen en vitaminen op droge stof niveau (zie tabel 1). Anders ben je eigenlijk appels met peren aan het vergelijken. Zie het voorbeeld tussen gras en hooi (kader).

Vergelijking tussen ruwvoeders op basis van droge stof

Wat levert het paard het meeste eiwit? Gras of hooi?
De hoeveelheid eiwit in vers gras en vers hooi is respectievelijk 27,5 en 81 gram per kilogram. Zo lijkt hooi een eiwitrijker product dan gras. Maar omdat het wateraandeel in gras veel hoger is dan in hooi (en geen voederwaarde bevat), is het eigenlijk net andersom!

Gras heeft een droog stofgehalte van 150 gram

Hooi heeft een droog stofgehalte van 850 g

Conclusie: gras bevat meer eiwit in de droge stof dan hooi. Om te weten hoeveel eiwit het paard uiteindelijk binnenkrijgt, moet je weten hoeveel gras of hooi het paard eet.

Hoeveel kilogram vers gras en vers hooi eet een paard bij onbeperkt voeraanbod?

De hoeveelheid voer die een paard kan eten heeft te maken met de doorstromingssnelheid en de verteerbaarheid van het voer in het maagdarmkanaal. Om het voer te verwerken is tijd nodig. Wanneer het verteringskanaal vol is, is de maximale opname capaciteit bereikt.

De verteringssnelheid van het droge stof van het voer bepaalt hoe snel de voermassa kan doorstromen naar het einde van het darmkanaal. In het droge stofdeel van het voer bevinden zich de voedingsstoffen die verwerkt moeten worden: eiwitten, vezels, zetmeel en suikers. Het wateraandeel heeft daar geen invloed op. Het paard kan dus meer kilogram vers gras opeten dan vers hooi, terwijl dit in hoeveelheid droge stof op hetzelfde uitkomt. Gras bevatte meer ruw eiwit per kg droge stof dan hooi, waardoor een paard dat onbeperkt mag eten meer eiwit uit gras binnenkrijgt dan uit hooi. Echter als het paard maar 1 kg vers gras of 1 kg hooi krijgt, het hooi weer meer eiwit bevat.

paardenarts.nl-paardenvoeding-ruwvoer voor alle paarden-paarden in weiland

De maximale droge stof opnamecapaciteit van een paard varieert tussen de 2-3% van het lichaamsgewicht, afhankelijk van de verteerbaarheid van het voer. Bij enkel ruwvoer ligt het maximum bij ongeveer 2%, alleen bij gras is dat meer.

Het droge stofgehalte van gras is ongeveer 15% (150 g/kg) en van hooi 85% (850 g/kg).
Stel we nemen 2% van het lichaamsgewicht, dan eet een paard van 600 kg: 12 kg droge stof.

  • Met gras eet het paard per kilogram gras 150 g droge stof. Om 12 kg droge stof te bereiken is 12000/150 = 80 kg gras nodig! [In werkelijkheid zal het paard van gras dus waarschijnlijk meer kunnen eten omdat gras een heel goed verteerbaar voer is.]
  • Met hooi eet het paard per kilogram 850 g droge stof. Om 12 kg droge stof te bereiken is 12000/850 = 14,1 kg hooi nodig.
paardenarts.nl-paardenvoeding-ruwvoer voor alle paarden-tabel voederwaarde van verschillende ruwvoersoorten in kilogram droge stof
Tabel 1: Voederwaarde van verschillende ruwvoersoorten in kilogram droge stof EWpa = Energiewaarde Paard VREp = Verteerbaar ruw eiwit paard

Energiewaarde paard is de energiemaat die voor paarden wordt gebruikt. Het geeft de verhouding weer van de energiewaarde, gebaseerd op de netto energie (kJ), met die van 1 kilogram haver.

Verschillende soorten ruwvoer

paardenarts.nl-paardenvoeding-ruwvoer voor alle paarden-verschillende soorten ruwvoer-uitgelicht

Gras

Het belangrijkste en bekendste ruwvoer is gras, vers of geconserveerd (hooi, kuilvoer). Gras is een verzamelnaam voor meer dan 8000 soorten (Graminaea). Door grasveredeling zijn grassen gekweekt met een zeer hoge productie. Voor melkvee leveren deze grassen veel energie en eiwit, waarmee de koe veel melk kan produceren. Paarden hebben een minder hoge behoefte aan energie en eiwit. Ook is het graasgedrag van paarden anders dan van koeien. Vandaar dat de grassoorten die geschikt zijn voor koeienweiden, minder geschikt zijn voor paardenweiden.

Ruwvoer voor paarden: vers gras

vers gras

Graszaadmengsels voor paardenweiden bestaan uit grassoorten met specifieke eigenschappen. Zo is het weiland beter bestand tegen betreding en kapotgaan van de graszoden, is het gras minder rijk aan energie en eiwit (en suiker, en dus veiliger) en is het bestand tegen kort afgrazen. Gras groeit namelijk het makkelijkst en snelst vanuit een bepaald groeipunt onder in de stengel. Paarden eten het gras tot dicht bij de bodem af. Als daarmee het groeipunt opgegeten wordt, duurt het lange tijd eer het gras weer gaat (her)groeien. Bepaalde grassoorten hebben een laag groeipunt en zijn dus beter geschikt voor paardenweiden dan soorten met een hoger groeipunt. Het vergt een goed beleid van afgrazen, rust geven en bemesten om grasland in een goede conditie te houden.

Gras is relatief energie- en eiwitrijk, maar exacte gehaltes van voedingswaarden kunnen erg verschillen. Het vezelgehalte stijgt naarmate de plant groeit en ouder wordt. Dit heeft effect op de verteerbaarheid en dus de hoeveelheid energie die het paard eruit kan halen. Jong en fijn gras is daardoor rijker dan ouder en stengeliger gras. Het suikergehalte is erg wisselend, mede afhankelijk van de grassoorten, maar ook van de groeimogelijkheden. De bodemkwaliteit, vocht, temperatuur en zonlicht hebben daar effect op. Fructaan is een koolhydraat dat gemaakt wordt uit suikers. Of en hoeveel dit gebeurt is afhankelijk van dezelfde factoren. Verder bevat gras ook mineralen en vitaminen. De gehalten van deze voedingsstoffen zijn variabel en niet altijd voldoende. De bodemkwaliteit heeft hier ook invloed op.

Suikers en fructaan in het gras

Voor paarden zijn hoge suikergehalten in het gras (en hooi) niet wenselijk. Eenvoudige suikers in gras, zoals sucrose en glucose, zijn makkelijk verteerbaar in de dunne darm. Opname leidt tot een snelle stijging van de glucose spiegel in het bloed. Dit geeft direct aanleiding voor productie van insuline in het lichaam. Insuline is nodig om glucose de weefsels in te geleiden en zo de glucose spiegel in het bloed te laten dalen. Zo levert suiker energie aan het paard. Voor gezonde (sport)paarden vormen suikers uit het gras weinig risico, mits de gehalten niet extreem hoog zijn (koeiengras kan heel suikerrijk zijn). Maar niet alle paarden kunnen goed overweg met deze energiesoort. Paarden met insuline dysregulatie kunnen als gevolg van een sterke stijging van insuline hoefbevangenheid krijgen.

Fructaan is een ander soort koolhydraat dan eenvoudige suikers. Fructanen zijn niet door de enzymen in de dunne darm verteerbaar. Opname van fructaan leidt dan ook niet tot een stijging van de glucose spiegel en productie van insuline. Heel veel fructaan kan in de dikke darm wel tot een verstoring van de darmflora leiden. Als dit verzuring van de darminhoud en schade aan de darmwand geeft, kunnen giftige stoffen opgenomen worden die ook hoefbevangenheid kunnen veroorzaken. Zover bekend ontstaat hoefbevangenheid bij paarden in de wei eerder door veel suikers in het gras dan door veel fructaan in het gras. Beiden kunnen samen voorkomen.

Hooi

Hooi is gedroogd gras. Door gras na het maaien in de zon te laten drogen, verdampt het water. Als bijna al het water is verdwenen, is het gras houdbaar gemaakt en hooi geworden. Dat betekent dat het risico op bederf laag is en het product gedurende een lange periode (bij voorkeur niet langer dan 1 jaar) bewaard en gevoerd kan worden. Het proces van drogen leidt tot verlies van voederwaarde. Hooi is daardoor minder rijk aan energie en eiwit dan gras.

Onderling kan hooi van verschillende partijen wel sterk in voederwaarde verschillen. De graslengte oftewel het groeistadium is sterk bepalend voor deze voederwaarde. Hooi gemaakt van jong gras met weinig stengel en veel blad, is rijker dan van ouder gras met veel en lange stengels en relatief weinig blad.

Paardenarts.nl ruwvoer (hooi, kort gehakseld)

Hooi, kort gehakseld

Het hooi kan ook onkruiden bevatten die in de wei stonden. In de meeste gevallen geeft dit geen problemen en kan het paard dit gerust opeten. Een belangrijke uitzondering is Jakobskruiskruid. Vers in de weide eet het paard dit niet op, omdat het onsmakelijk is. Eenmaal gedroogd verandert de smaak en zal het paard dit wel opeten. De gifstoffen in Jakobskruiskruid blijven tijdens het drogingsproces intact en leiden tot leverschade bij het paard. De vorm en structuur van Jakobskruiskruid is anders dan van gras, dus te zien met het blote oog. Bij twijfel kan dit onderzocht worden bij de Gezondheidsdienst voor Dieren.

Vanwege de grote verschillen in voederwaarde tussen fijn hooi en grof hooi is het belangrijk om te weten welke kwaliteit het best geschikt is voor jouw paard. Op die manier kan je het rantsoen uit zoveel mogelijk ruwvoer laten bestaan, wat de gezondheid ten goede komt en waardoor je minder krachtvoer nodig hebt. De kwaliteit van het hooi kan je beoordelen door te kijken, te voelen en te ruiken. De echte voederwaarde weet je pas nadat er een analyse van is gemaakt.

paardenarts.nl-paardenvoeding-ruwvoer voor alle paarden-paard eet hooi

Kies de juiste kwaliteit ruwvoer, voorkom voerfouten

Voorbeeld voerfout 1: Een paard met overgewicht krijgt fijn en zacht hooi…
Fijn en zacht hooi bevat meer energie en eiwit dan grof hooi. Voor een paard met overgewicht moet je van deze rijke kwaliteit de hoeveelheid sterk beperken om het paard niet nog dikker te laten worden. Beter is het te kiezen voor grof hooi, want met weinig ruwvoer in het rantsoen heeft het paard te weinig kauwgelegenheid en staat het vermoedelijk te lang zonder eten. Klachten als maagzweren of koliek kunnen het gevolg zijn.

Voorbeeld voerfout 2: Een mager paard krijgt grof en hard hooi…
Grofstengelig hooi bevat relatief lage energie- en eiwitwaarden. Bij sterke vermagering levert grof hooi onvoldoende energie en eiwit om het paard aan te laten komen. Aanvullend krachtvoer geven is dan een oplossing. Maar ook dat kan nog steeds niet het gewenste resultaat hebben. De hoeveelheid krachtvoer te veel opvoeren kan leiden tot minder ruwvoer opname. Het rantsoen komt in een verkeerde balans. Meer krachtvoer dan ruwvoer leidt tot verteringsklachten zoals maagzweren en koliek.

Door paarden de meest geschikte kwaliteit ruwvoer te geven, verbeter je de gezondheid en voorkom je voerfouten.

Kuilvoer of voordroog

Een andere manier om gras te conserveren is om het gras voor te drogen en daarna luchtdicht te verpakken. Dit is een manier van conserveren die meer voederwaarde behoudt. Het is ontstaan om een rijkere ruwvoerkwaliteit te hebben voor melkkoeien. Voor paarden is deze kuilvoer vaak te rijk. Tijdens het proces ontstaat melkzuur wat een belangrijke bijdrage levert aan de conservering. Een erg zuur ruwvoer lijkt voor paarden minder geschikt, zeker omdat dit meestal samengaat met een erg rijke en vochtige kwaliteit.

Door het gras langer te laten drogen op het land alvorens het in te pakken, zal de zuurtegraad minder dalen. Zo kan een product ontstaan dat wel voor paarden geschikt is. De conservering is afhankelijk van de mate van droging en lichte verzuring. Is het gras/hooi niet goed geconserveerd, dan ontstaat bederf en is het ongeschikt om te voeren. Het droge stofgehalte van kuilvoer voor paarden is hoger dan dat voor koeien, maar lager dan echt hooi. De conservering van dit type ruwvoer kan te wensen overlaten. Indien het droge stofgehalte erg hoog is, is het gras door droging geconserveerd. Het inpakken kan leiden tot condensvorming en zo tot schimmelgroei aan de randen van het pak. Schimmel is voor elk paard een risico. Controleer of de rest van het pak onbedorven is, dat kan dan alsnog gevoerd worden. Vanwege het risico op bederf is altijd goede controle nodig van het product. Voordeel is dat je de pakken buiten kan opslaan en dat het veelal stofvrij is. De voederwaarde kan vergelijkbaar zijn met hooi, of iets rijker. Met kijken, voelen en ruiken is een aardige indruk te krijgen van de voederwaarde en de kwaliteit. Uiteraard geeft een analyse meer informatie en zekerheid.

Graszaadhooi of gedorst hooi

Een ander product van gras dat als ruwvoer gebruikt kan worden is graszaadhooi of gedorst hooi. Dit hooi is een restproduct van de graszaadproductie. Graszaden voor weilanden, sportvelden en gazons worden geoogst als het gras zeer lang is doorgegroeid. De gedorste halmen zijn over.

Het zal duidelijk zijn dat graszaadhooi een arme ruwvoerkwaliteit is omdat het langer doorgegroeid is en geen bloeiwijzen meer bevat. Het is zeer rijk aan vezels en bevat erg weinig eiwit. Paarden zijn wel in staat graszaadhooi te verteren, maar soms zijn de stengels zo hard dat de verteerbaarheid erg langzaam verloopt. Dit kan leiden tot een verstopping. In combinatie met ander ruwvoer kan graszaadhooi de totale energieopname laag houden, terwijl het paard wel kan kauwen. Zo kan het geschikt zijn voor sobere rassen of paarden die moeten vermageren.

Let wel op welk graszaadhooi je koopt. De zaden waaruit dit gras is gegroeid worden soms behandeld met endofyten (een soort schimmel) om bepaalde ziekten in de plant te voorkomen. Deze endofyten kunnen het mycotoxine Lolitrem, een schimmelgifstof, produceren. Lolitrem is schadelijk voor het paard. Graszaadhooi is regelmatig oorzaak van een aandoening aan het zenuwstelsel bij paarden, waardoor ze moeilijk kunnen lopen en gaan wankelen (“Ryegrass staggers”). Gelukkig herstellen paarden goed als het hooi wordt weggehaald. Vraag bij aankoop van graszaadhooi naar een certificaat met vermelding dat er geen endofyten zijn gebruikt.

Luzerne

Luzerne is een ander gewas dan gras. Het heeft dan ook andere voederwaarden. Luzerne is een vlinderbloemige, net als klaver. Het heeft veel harde, stevige stengels, fijne blaadjes en roze/paarse bloemen.

In Nederland wordt de meeste luzerne na het maaien in kunstmatige ovens gedroogd. Op het land drogen leidt tot veel verlies van de voederwaarde. De fijne blaadjes verpulveren door het schudden en keren (wat nodig is voor gelijkmatige droging) en blijven op het land achter. Bij kunstmatig drogen blijft alles bewaard. Na het kunstmatig drogen gebruikt men wat olie of melasse om de verpulverde blaadjes gelijkmatiger door het product te mengen, of ze maken brokjes van het bladrijke materiaal en mengen dat weer met de stengels.

Paardenarts.nl ruwvoer luzerne

Luzerne

Luzerne is meestal in zakken verpakt, maar ook als grote balen verkrijgbaar. Let op dat het zonder toevoeging van olie of melasse erg stoffig kan zijn.

Luzerne heeft een gemiddeld energiegehalte en een hoog eiwitgehalte. De belangrijkste voederwaarde zit in de blaadjes. Geef je alleen de stengels, dan is het eiwitgehalte laag. Luzerne heeft een hoog calciumgehalte en relatief laag fosforgehalte. De verhouding tussen calcium en fosfor is 5:1. Voor jonge groeiende paarden moet het totale rantsoen een verhouding hebben van 2:1. Geef je luzerne aan jonge paarden, let dan op de hoeveelheid en laat een voeradviseur de calcium-fosfor verhouding controleren. Voor volwassen paarden mag de verhouding uitlopen tot 5:1 en kan je dus meer luzerne geven.

Snijmais

Snijmais is een ruwvoersoort die vooral voor koeien gebruikt wordt. Voor paarden is snijmais niet altijd beschikbaar, omdat het maar beperkt in kleinere verpakkingen te koop is. Snijmaiskuilvoer is een product van de hele maisplant. Door deze bij de bodem af te snijden en te hakselen kan het ingekuild worden. Zo ontstaat een houdbaar zuur product. Vanwege de lage zuurtegraad is het minder geschikt voor paarden, alhoewel er genoeg voorbeelden zijn waar paarden snijmaiskuilvoer krijgen zonder problemen. Door het met ander ruwvoer te mengen is een geschikt rantsoen wel mogelijk.

Paardenarts.nl paardenvoeding ruwvoer snijmais

Snijmais

De voederwaarde van snijmais is vooral energie en zeer weinig eiwit, mineralen en vitaminen. Het zal dus altijd gecombineerd moeten worden met andere voedermiddelen. Over het geheel gezien is het aandeel zetmeel in snijmaiskuil relatief beperkt, omdat de stengel en blad een groot deel van de hele plant uitmaken. Maar de maiskorrels bevatten een hoog zetmeelgehalte en zijn voor paarden slecht verteerbaar in de dunne darm. Stroomt veel onverteerd zetmeel door naar de dikke darm, dan kan dit leiden tot een verstoring van de darmflora en zo koliek of diarree geven. Snijmaiskuil is dus niet het meest geschikte ruwvoer voor paarden.

Stro

Paardenarts.nl paardenvoeding ruwvoer stro

Stro

Nadat tarwe, gerst en haver zijn geoogst, blijven de strohalmen over. Strohalmen zijn erg dikke stengels met een zeer hoog ruw celstofgehalte. Dit ruwe celstofgehalte bestaat voor een aanzienlijk deel uit lignine, oftewel houtstof. Houtstof is een vezel die het paard niet kan afbreken en er dus geen energie uit kan halen. Bestaat het rantsoen voor een groot deel uit onverteerbare stengels zoals strohalmen, dan kan de verteerbaarheid en doorstroomsnelheid zo traag worden, dat een verstopping ontstaat. Stro is derhalve niet echt een voedermiddel voor paarden. Wel kan het gebruikt worden om paarden extra te laten kauwen en kan het helpen een paard af te laten vallen. Let wel op het totale rantsoen, zodat de verteerbaarheid niet te traag wordt. Voer niet meer dan 1 kilogram stro per 100 kilogram lichaamsgewicht per dag.

Elke partij ruwvoer is anders

In het zomerseizoen groeit het gras en is het de tijd om hooi en kuilvoer te maken. De variatie tussen verschillende partijen is erg groot. Eigenlijk is geen partij of oogst hetzelfde. En juist dit maakt het voeren van paarden zo ingewikkeld (of interessant). De basis van elk paardenrantsoen bestaat uit ruwvoer. Maar als deze basis bij elke nieuwe partij wijzigt, is aandacht nodig om het totale rantsoen in balans te houden. Realiseer je dus dat de voederwaarde van hooi of kuilvoer zeer variabel is.

paardenarts.nl-paardenvoeding-ruwvoer voor alle paarden-baal

Ook al is het onmogelijk altijd exact dezelfde kwaliteit te kopen of te maken, je kan wel streven naar bepaalde eigenschappen van het ruwvoer. En deze eigenschappen zijn gerelateerd aan bepaalde waarden in het voer. Welke waarden je wilt nastreven, is afhankelijk van wat de paarden nodig hebben. Voor sommige paarden is dat een energierijk ruwvoer en voor anderen een energiearm ruwvoer.

De voederwaarden kan je afzetten op een schaal tussen rijk en arm. Je kan door te voelen en te kijken een aardige indruk krijgen op welk deel van de schaal het ruwvoer thuishoort.

paardenarts.nl-paardenvoeding-ruwvoer voor alle paarden-tabel 2 eigenschappen ruwvoer
Tabel 2: Eigenschappen ruwvoer

Rijk, arm of gemiddeld ruwvoer

Rijk ruwvoer: veel blad en weinig stengels

Arm ruwvoer: weinig blad en veel stengels

Gemiddeld ruwvoer: min of meer gelijke verhouding blad en stengel

Kies de juiste kwaliteit ruwvoer

Niet elk paard heeft behoefte aan hetzelfde type ruwvoer of aan altijd hetzelfde ruwvoer. De behoefte van het paard bepaald welke kwaliteit geschikt is. Ras, aanleg, werk, maar ook dracht, melkproductie en groei bepalen de voederbehoefte. Vandaar dat verschillende paarden ander ruwvoer nodig hebben. Tijdens het leven kan de ruwvoerkwaliteitsbehoefte ook veranderen. Denk maar aan een paard dat ouder wordt, minder goed kan kauwen en niet meer op grofstengelig en arm ruwvoer in conditie kan blijven en het beter doet op fijn, zacht en rijker ruwvoer.

Uitgangspunt voor het bepalen van de meest geschikte kwaliteit ruwvoer is om ervoor te zorgen dat het paard zoveel mogelijk ruwvoer kan eten, zonder (snel) te dik te worden en wel de meeste voedingsstoffen kan verkrijgen. Zo blijft de aanvulling met krachtvoer beperkt. Natuurlijk is minder geschikt ruwvoer wel weer te compenseren met aanvullend voer of ander soort ruwvoer of in hoeveelheid aan te passen.

paardenarts.nl-paardenvoeding-ruwvoer voor alle paarden-tabel 3 Ruwvoerkwaliteit voor einde dracht kan zowel gemiddeld als rijk zijn
Tabel 3: Ruwvoerkwaliteit voor einde dracht kan zowel gemiddeld als rijk zijn

Elk paard heeft ruwvoer nodig

Paarden zijn ontwikkeld en geëvolueerd om te overleven in bepaalde gebieden en met een bepaald voeraanbod. Het verteringsstelsel is daar volledig op aangepast. En ook al zijn paarden al lang gedomesticeerd en door mensen gehuisvest en gevoerd, het verteringsstelsel is daardoor niet gewijzigd evenmin als de gedragskenmerken van paarden. En zo hebben wij te voldoen aan een aantal eisen die het paard stelt in huisvesting, voermanagement en voeding om het dier gezond te houden. Paarden zijn zeer goed in staat zich aan te passen, ook dat is een soort van overlevingsstrategie. Toch mogen wij daar geen misbruik van maken. Dus ook al lijkt het paard op stal rustig te wachten tot hij eruit mag, het wil nog niet zeggen dat het welzijn volledig gedekt is. En zijn er op een grote stal af en toe voeding gerelateerde klachten, zoals koliek of maagzweren, dan kunnen ook de niet-zieke paarden last hebben van een niet volledig optimaal voermanagement en is een bredere aanpak nodig dan slechts de behandeling van de zieke paarden.

Eén van de belangrijkste voorwaarden om paarden gezond te houden, is om voldoende ruwvoer te geven. Ruwvoer is nodig om het paard bezig te houden met kauwen en speeksel te laten maken, het is een belangrijke voedingsbron, het houdt de darmflora gezond en helpt de darmmotiliteit. Eigenlijk is het hele gedrag en verteringsstelsel gericht op het eten en verteren van ruwvoer.

Kauwen

Ruwvoer zet paarden aan tot veel kauwen. Het ruwvoer wordt door de malende kauwbeweging in rolletjes naar achter in de mondholte verplaatst en zo steeds fijner vermalen. Als het fijn genoeg is, slikt het paard het ruwvoer door. Op harder ruwvoer, zoals hard hooi, zal harder en langer gekauwd worden dan op zacht ruwvoer, zoals gras. Op krachtvoer wordt relatief weinig gekauwd.

Gebreken in het gebit belemmeren een goede maalbeweging van de kaken. Het voer wordt minder goed fijngemalen en in grotere delen toch doorgeslikt. De verteerbaarheid is dan lager en de langere vezels zijn minder goed door de bacteriën in de darmflora af te breken. Dit kan tot verandering van de mestconsistentie leiden, maar ook tot koliekklachten. Kan het paard het voer echt niet goed kauwen, dan laat het de rolletjes ruwvoer (“proppen”) uit zijn mond vallen. Zowel vermagering, als koliek- en mestklachten en voerproppen zijn redenen het gebit en het rantsoen na te kijken.

Speeksel en maaggezondheid

Tijdens het kauwen komt speeksel vrij. Speeksel helpt de voermassa zacht te maken. Hoe meer het paard kauwt, des te meer speeksel er ontstaat. Met het kauwen op grof hard hooi maakt het paard 3-5 liter speeksel per kilogram en op krachtvoer 1-1,5 liter per kilogram.

Naast het verbeteren van de doorstroming door de slokdarm naar de maag, heeft het speeksel nog een andere zeer belangrijke functie. Speeksel bevat namelijk bicarbonaat en is een niet-zure, ofwel basische vloeistof. Als dit mengt met het maagzuur in de maag, zal de inhoud minder zuur worden. Nu is maagzuur natuurlijk wel ergens goed voor, maar alleen in bepaalde mate en de maagwand is maar in een beperkt deel van de maag bestand tegen dit zuur. Indien er veel maagzuur gemaakt wordt, of als dit maagzuur om andere reden in delen van de maag komt die hier niet tegen bestand zijn, geeft het schade. Schade aan de maagwand leidt tot een maagzweer.

Speeksel helpt dat deel van de maagwand te beschermen dat niet tegen maagzuur kan. Ook voorkomt speeksel dat het maagzuur te zuur wordt. Een opvallend verschijnsel bij het paard is dat de maag 24 uur per dag maagzuur produceert, ook als het paard niet eet. Zie hier weer het gevolg van de evolutie op de werking van het verteringssysteem. Het paard is ontwikkeld op basis van hapje-stapje-hapje-stapje. Elke keer neemt het paard weer een hapje voer dat gekauwd wordt en zo zorgt voor speeksel, terwijl de maag altijd klaar staat om voer te verteren. Het is er dus op berekend regelmatig speeksel te ontvangen.

Natuurlijk zal een paard ook wel een aantal uren niet eten en is de maagzuurproductie wel deels onder invloed van eten (en het soort eten). Maar onderzoek wijst uit dat langer dan 6 uur niet eten veranderingen geeft aan de maagwand die een begin kunnen zijn van een maagzweer. Hieruit volgt dat ruwvoer leidt tot veel speekselvorming en dat lange periodes zonder ruwvoer vermeden moet worden.

Darmwerking

Ruwvoer of vezels zijn ook nodig voor de werking van de darmen. De darmen masseren de voermassa en mengen het zo met de darmsappen en de verteringsenzymen. Sensoren in de darmen reageren op verandering van druk, zoals uitrekking door vulling, concentratie aan voedingsstoffen en verandering van de zuurtegraad. Deze prikkels én de werkelijke ‘prikkels’ van vezels, leiden tot verschillende soorten darmbewegingen. Vezelrijk voer is volumineus en stimuleert de darmpassage, net als vochtrijk voer. Ruwvoer passeert de dunne darm daardoor sneller dan krachtvoer. Stress kan de peristaltiek veranderen, en meestal versnellen. Met weinig ruwvoer in het rantsoen kan de darmpassage vertragen. Te sterke onttrekking van water uit de voermassa in de darm kan dan leiden tot een verstopping. Maar ook zeer traag afbreekbaar ruwvoer, zoals stro, kan een verstopping geven, omdat de mate van verteerbaarheid een rol speelt in de doorstroming.

Darmflora

Tenslotte is ruwvoer onmisbaar voor de darmmicroben. Er is een grote hoeveelheid vezels nodig om een juiste balans tussen micro-organismen te houden. Vezels zijn onverteerbaar in de dunne darm en komen dus allemaal in de blinde- en dikke darm terecht. De darmflora van de blinde- en dikke darm bestaan voor het grootste deel uit vezelafbrekende micro-organismen, maar ook melkzuurpoducerende bacteriën zijn aanwezig. Die zijn nodig om alle niet verteerde makkelijk afbreekbare koolhydraten om te zetten. Het geproduceerde melkzuur is weer een voedingsbron voor andere bacteriën en protozoën. Zolang het verbruik van melkzuur de aanmaak bijhoudt, zal de zuurtegraad in de dikke darm niet dalen (verzuren) en blijft het systeem gezond.

Ruwvoer bestaat niet alleen uit vezels, de celwanden. Het bevat ook eiwit, wat vet, en suikers of fructanen, de celinhoud. De celinhoud kan in de dunne darm door enzymen afgebroken en verteerd worden (m.u.v. fructanen). De mate van deze verteerbaarheid in de dunne darm is afhankelijk van zowel de hoogte van de gehalten, maar ook van de hardheid oftewel mate van houtstof in de celwanden (grofstengelig vs. zacht ruwvoer), en van de kracht van het kauwen. De inhoud van de plantencellen van vers gras zal voor een groter deel in de dunne darm afbreekbaar zijn dan van grofstengelig hooi.

De darmflora is gebaat bij voldoende aanvoer van vezelrijke voedermiddelen en ook van een combinatie van soorten vezels. De afbraaksnelheid en daarmee de groei van bacteriën is verschillend tussen de vezelsoorten. Vezels bestaan uit een variatie van cellulose, hemicellulose, houtstof en pectine. Juist de variatie in de samenstelling geeft een andere fermentatiesnelheid en effect op de totale darmflora. Het ruwvoer levert de grootste bijdrage in de aanvoer van vezels, maar ruwvoer is geen constant product. Het is dus één van de grootste uitdagingen in het gezond houden van het paard om telkens met een nieuwe partij ruwvoer een goed rantsoen samen te stellen.

Onbeperkt ruwvoer

Gezien het belang van ruwvoer voor de gezondheid (inclusief gedrag) van het paard heeft het de voorkeur om het paard altijd de beschikking te geven over ruwvoer. Dat wil zeggen: er moet altijd wat te knabbelen zijn. Hoe dichter naar de minimale ruwvoerbehoefte je voert en hoe langer je de paarden het knabbelen en kauwen ontneemt, des te groter de risico’s op problemen.

De mogelijkheid om altijd onbeperkt te voeren staat of valt wel bij de kwaliteit of voederwaarde van het ruwvoer, of eigenlijk bij het in balans blijven van de energie tussen het rantsoen (energieopname) en het verbruik door het paard (energiebehoefte). Bij veel beweging stijgt het energieverbruik en is meer voer mogelijk. Dit geldt ook verhoogde energiebehoefte tijdens de dracht, melkproductie en de groei. Als de energieopname gelijk is aan het verbruik (behoefte), is er niets aan de hand. Bij te weinig energieopname zal het paard vermageren en bij te veel energieopname zal het paard vervetten. Niet elk ruwvoer bevat dezelfde hoeveelheid energie. De kunst is om de meest geschikte kwaliteit ruwvoer te kiezen die past bij de behoefte van het paard.

paardenarts.nl-paardenvoeding-ruwvoer voor alle paarden-paarden in weiland 2De gedachte of wens dat het paard exact ‘weet’ hoeveel ruwvoer of energie voldoende is om zo overgewicht te voorkomen, blijkt helaas niet uit de praktijk. Soms is het toevallig net de juiste match tussen kwaliteit ruwvoer en (de gezondheid van) het paard. Het natuurlijke gedrag van het paard is ontwikkeld om voer op te nemen en de overtollige energie als reserve op te slaan voor zwaardere tijden. Natuurlijke kuddes bestaan uit fokmerries, jonge groeiende paarden en hengsten. Veel dieren dus die een hogere energiebehoefte hebben in vergelijking met merries waar niet mee gefokt wordt, of ruinen. Inspanning en training vergt uiteraard ook energie, maar toch blijkt keer op keer dat beweging voor paarden niet altijd veel extra voer vergt. Of eigenlijk dat de beweging/training die wij de paarden geven, nog niet zoveel is dat het paard heel veel extra energie nodig heeft. Het scheelt of een paard 24 uur op stal staat of in een systeem met veel uitloop en bewegingsmogelijkheid. Maar ook in het laatste geval draagt bij veel paarden deze vrije beweging relatief weinig bij aan de totale energiebehoefte.

Wil je paarden onbeperkt ruwvoer geven, controleer dan regelmatig de body condition score (BCS) en voorkom dat ze een te grote vetreserve krijgen. Stijgt de vetopslag, neem dan tijdig maatregelen door armer ruwvoer te geven, een slowfeeder te gebruiken, en/of meer te trainen, of contacteer een voedingsconsulent. Veel vetopslag kan insuline resistentie veroorzaken en daarmee een groot risico zijn voor hoefbevangenheid!

Beperkt ruwvoer

Om overgewicht te voorkomen of om overgewicht kwijt te raken, zal het ruwvoer beperkt moeten worden of moet de behoefte aan extra energie stijgen. Een rantsoen van onbeperkt enkel arme kwaliteit ruwvoer kan voor sommige paarden nog te veel zijn. Ook uit arm hooi kan het paard energie halen. Is het hooi zeer arm en gaat het richting graszaadhooi, dan kan de voerafbraak wel eens te traag zijn en ontstaan er weer andere problemen zoals een verstopping in de darmen. Daarbij bevat dit arme hooi ook erg weinig eiwit, wat niet voldoende is voor wat het paard nodig heeft. Een eiwitrijke aanvulling, zoals luzernehooi, is dan een optie, maar dit levert natuurlijk ook weer energie.

Voldoende kauwgelegenheid

Het rantsoen dat het paard voldoende kauwbewegingen geeft om aan de kauwbehoefte te voldoen moet ook nog alle voedingsstoffen leveren. Dat maakt het samenstellen van een goed rantsoen een aardige puzzel. Omdat geen enkel paard hetzelfde is of hetzelfde doet, kan elk rantsoen er weer anders uitzien.

Als het nodig is om het ruwvoer te beperken, rijst de vraag, tot hoever? Bereken je dat puur en alleen op basis van de energiebehoefte, dan kan de vezelhoeveelheid die het paard krijgt vrij laag worden. Krijgt dat paard dan geen tekort aan vezels voor zijn kauwbehoefte, of voor de doorstroming door de darmen en de darmflora?

De ondergrens is niet eenvoudig aan te geven. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat voor een goede doorstroming in de darmen minimaal 1 kg droge stof voer per 100 kilogram lichaamsgewicht per dag nodig is. Ander onderzoek laat zien dat paarden die langer dan 6 uur geen eten hebben een groter risico lopen maagzweren te ontwikkelen. Veel beweging kan een afleiding zijn voor vervelingstijd op stal. Maar voldoende kauwen is een hele belangrijke factor in de gezondheid van het paard. Is het per se noodzakelijk dat een paard 16 uur per dag kauwt (en 40.000 kauwslagen per etmaal maakt), of kan het paard ook gezond blijven met minder?

Met 16 uur eten neemt een paard vrij veel voer op, misschien te veel om in conditie te blijven. Zeker als het paard op de wei staat, want met 16 uur gras eten neemt het paard zoveel energie (en eiwit) op, dat hij dagelijks zeer zwaar werk zou kunnen doen (met een volgegeten buik misschien niet echt handig). Een minder rijke wei levert natuurlijk minder energie, maar nog steeds ruim boven de behoefte voor de meeste paarden.

Een zeer kaal graslandje lijkt misschien de oplossing voor dit probleem. Toch heeft dit grote risico’s op zandopname en een nadeel voor de hergroei en dus behoud van het gras. Op een weiland met minimaal 5 centimeter gras, krijgen de meeste paarden met ‘slechts’ 7 uur grazen voldoende energie om ook nog licht werk te doen (geen krachtvoer nodig!). Maar ja, wat doen de paarden de overige 17 uur van de dag? Dit vang je niet alleen op met takken en stro.

De oplossing ligt in het verminderen van de grasopname en het toevoegen van extra ruwvoer – en dit alles verdeeld over de dag. Alhoewel met 1 kilogram droge stof ruwvoer per 100 kilogram lichaamsgewicht de darmgezondheid in takt blijft, hebben wetenschappers de minimale ruwvoerbehoefte voor paarden wat hoger gemaakt, met name voor de kauwbehoefte. De huidige ondergrens voor de minimale hoeveelheid ruwvoer is 1,25 kg droge stof ruwvoer per 100 kilogram lichaamsgewicht per dag. Omgerekend in hooi met een droog stofgehalte van 85%, is dit 1,5 kg vers hooi per 100 kilogram lichaamsgewicht per dag. Voor een paard van 600 kg minimaal 9 kilogram hooi per dag en een pony van 400 kg minimaal 6 kg hooi. Let op: andere droge stofgehalten van het ruwvoer (kuilvoer!) leiden tot andere hoeveelheden!

Voermanagement en voersystemen

De voerkeuze, de hoeveelheid voer en de voertijden zijn onderdelen van het voermanagement. Wat, hoeveel en wanneer krijgt het paard te eten? Het voermanagement wordt lastig als het paard niet onbeperkt de wei in kan of onbeperkt ruwvoer kan eten. Want dan moet je een voerplan maken waarbij de voertijden passen bij de kauwbehoefte en maximale tijd zonder eten. Beperkt voeren in een groep paarden leidt snel tot voernijd en ruzie. Ook daar moet een strategie voor zijn.

Vele wegen leiden naar Rome. Met meerdere manieren om groepen te huisvesten en het voer aan te bieden, zowel automatisch als met slowfeeders, is het een uitdaging het juiste systeem te vinden. Het helpt als de samenstelling van de groep overeenkomt, zodat ze min of meer dezelfde voerbehoefte hebben.

Bij automatische voersystemen krijgen paarden een bepaalde tijd toegang tot de voerbak. Dit kan tot stress leiden als ze lang moeten wachten of als de hoeveelheid voer zodanig klein is, dat het niet leidt tot verzadiging. Welke hoeveelheid daarvoor nodig is, is niet goed bekend. Verzadiging (het gevoel dat je vol zit) heeft te maken met de opname van bijvoorbeeld glucose en vluchtige vetzuren in het bloed, maar ook met uitrekking van de maag en darmen.

Belangrijk!

Belangrijke eisen waar het voersysteem en de hoeveelheid ruwvoer aan moeten voldoen zijn vooral dat paarden niet langer dan 4-6 uur zonder eten staan, dat de hoeveelheid voer leidt tot een tijdelijke verzadiging en dat het voeren geen stress oplevert, naast uiteraard de voorziening van de noodzakelijke voedingsstoffen. In de natuur komen perioden in het jaar voor waarbij paarden niet veel eten of drinken kunnen vinden. De natuurlijke situatie is dus ook niet altijd optimaal. Maar omdat wij de verzorgers zijn, is het onze verantwoordelijkheid paarden van gezonde en goede voeding te voorzien.

Conclusie: al doende leer je

Geef aandacht aan het ruwvoer dat de paarden krijgen. Door hier de juiste keuzen in te maken, geef je een basis waarmee de gezondheid (mentaal en fysiek) op voorsprong staat. Het is niet altijd eenvoudig om een passend voersysteem of voermanagement te vinden of te organiseren. Door het ruwvoer te laten analyseren en paarden te monitoren ontstaat gaandeweg meer en meer ervaring wat de beste methode is. Ruwvoer is en blijft een natuurproduct en weidegang is zeker een uitdaging om goed in de vingers te krijgen. Maar het is beter tijd en aandacht aan dit leerproces besteden, dan symptomen te bestrijden met aanvullende voeders of supplementen…

Chipnummer zoeken

Vul het chipnummer in en vind de gegevens bij het paard.
Meer info

Onze partners

Boehringer_Ingelheim_Logo
Zoetis_logo
Dumea AM logo
Hippo Horse Insurance -logo
Hay to You logo