Hooi maken is een heel proces. De uitkomst is elke keer weer anders. Na het maaien duurt het meestal een kleine week om het gras voldoende droog te maken, alhoewel het bij heel warm weer ook wel eens in enkele dagen kan. Het is wel belangrijk dat het echt goed droog is. Anders is de kans op broei in de hooipakken groot en daarmee ook schimmelgroei. Deze voorraad gaat mee de winter in, en dan wil je geen schimmel en stof. Want dat leidt tot vervelende luchtwegklachten. Heb je het hooi “in huis”, vergeet dan niet een ruwvoeranalyse te laten maken.
Door het hooi te bekijken en eraan te voelen en te ruiken, krijg je al een aardige impressie van de kwaliteit. Om te weten of je je paard ook nog wat anders moet bijvoeren, of juist dat je voorzichtig moet zijn met de hoeveelheid hooi, is vooral kennis over de energie-, eiwit- en suikergehalten noodzakelijk.
Variatie in suiker en eiwit
Juist deze gehalten worden sterk bepaald door het groeistadium van het gras (jong of oud), de voedingsstoffen in de bodem en het weer. Wanneer het weerbeeld een vrij langdurige droogte laat zien, kan dit gevolgen hebben voor bijvoorbeeld het suikergehalte in het gras. Droogte belemmert de grasgroei. Ondertussen maakt het gras onder invloed van zonlicht wel suiker aan – wat normaal voor de groei wordt gebruikt-. En dus stijgt het suikergehalte in het gras bij droogte.
Heeft je weide veel variatie in soorten gras en is het een ouder en goed onderhouden perceel met een goede rijke bodem, dan kan dit meevallen.
Zo kan ook het eiwitgehalte in gras variëren. En ook dit is niet goed van de buitenkant te zien en moeilijk voorspelbaar. In principe is jong gras rijker aan eiwit dan ouder en stengeliger gras. Maar wanneer er bijv. weinig stikstofvoorraad in de bodem is, kan ook het eiwitgehalte in jonger gras tegenvallen. Vaak is het gras dan wat bleker van kleur.
Goed of slecht? Of hoge of lage waarden?
Je hebt niet altijd hooi nodig met veel energie en veel eiwit. En het is ook niet voor alle paarden problematisch als het suikergehalte wat hoger uitvalt. Wat voor de ene een minder geschikte partij hooi kan zijn, is voor de ander prima te gebruiken. Spreek dus ook niet te snel van een goede of slechte partij, maar omschrijf het meer in hoge of lage waarden van energie, suiker en eiwit. Een partij met veel stof en zand, veel onkruiden, broei en schimmel, kun je uiteraard wel een slechte partij noemen!
Een goed ruwvoer monster is het halve werk
De hooi analyse (ruwvoeranalyse) wordt gedaan van een monster uit het hooi. Het kan zijn dat het monster is genomen van een klein deel van een pak en of klein deel van een hele partij hooi. Echter is zo’n monster niet zo representatief. Het is beter om van meerdere pakken hooi van zowel de buiten- als binnenkant een hooi monster te nemen. Je neemt in eerste instantie veel meer hooi dan nodig is en mengt dit goed door elkaar. Uit deze berg pak je dan het monster dat je wilt opsturen. Deze aanpak is niet altijd mogelijk om goed zelf te doen. Zeker bij ingepakt voer is dit niet praktisch. Heb je een grote voorraad of een eigen ruwvoerpartij, schakel dan een professionele monsternemer in. Deze kan met een boor, ook uit plastic balen, goede monsters nemen. Informeer hiervoor bij het ruwvoeranalyse bedrijf.
Monster na zes weken
Hooi is gedroogd gras en door het drogen geconserveerd. In principe gebeurt er niets meer wat de voederwaarde kan veranderen. Je zou dus zelfs hooi van het land kunnen analyseren. Is het gras toch niet volledig droog geworden (en dat is niet altijd goed te voelen!), dan kan door het pakken en persen broei ontstaan. Oftewel, de processen in de grasplant liggen niet volledig stil en produceren nog warmte. Deze warmte kan moeilijk ontsnappen, dit proces noemt men broei. Als gevolg van de hogere temperatuur zal met name het eiwitgehalte dalen. Heb je dus voor die tijd een hooimonster genomen, dan klopt de uitslag van de analyse niet meer. Te veel ophoping van warmte kan zelfs gevaarlijk zijn als er onvoldoende ventilatie is in de schuur of hooizolder. Bacteriën en schimmels gedijen bij vocht en warmte en vermeerderen, waardoor bederf in het hooi ontstaat.
Voor ingepakt ruwvoer, voordroog of graskuil gaat het conserveringsproces nog door, nadat het is geperst en verpakt. Dat proces duurt in principe zes weken. Vandaar dat meestal het advies luidt om pas na deze periode een ruwvoermonster te nemen.
Uitslag van je ruwvoeranalyse ontvangen, en nu?…
Heb je de uitslag ontvangen en maakt dit je wat onzeker om een keuze te maken over hoe je het ruwvoer gaat inzetten en wat je wel of niet moet bijvoeren? Neem dan contact op met een voedingsadviseur. Zekerheid over wat je voert voorkomt te veel of te weinig bijvoeren. Dit is beter voor de gezondheid van je paard en vaak ook beter voor je portemonnee