Paardenarts
Zoek op aandoening of onderwerp
Leestijd: 6 minuten

Bij een paard dat moe en lusteloos is of snel buiten adem is, bestaat de kans dat hij bloedarmoede (anemie) heeft. Het paard heeft dan een te laag gehalte aan rode bloedcellen in het bloed of een te laag gehalte aan hemoglobine in de rode bloedcellen. Daardoor wordt de aanvoer van zuurstof beperkt wat gevolgen heeft voor de fitheid van het paard.

Aerobe en anaerobe verbranding

Zuurstof is van essentieel belang voor de stofwisseling in de lichaamscellen. Een gezond paard kan met behulp van zuurstof glucose en vet verbranden tot water en koolstofdioxide. Bij deze aerobe verbranding komt energie vrij die het paard gebruikt voor bijna alles wat hij doet.

Hemoglobine speelt een sleutelrol bij het transport van zuurstof door het lichaam. Een paard met bloedarmoede is dan ook minder goed in staat om voldoende zuurstof aan te voeren naar de spieren en andere organen.

Door dat tekort aan zuurstof in de weefsels, zal er geen optimale verbranding plaatsvinden en te weinig energie vrijkomen. Het lichaam kan daar op reageren door energie vrij te maken uit glucose door anaerobe verbranding (verbranding zonder het gebruik van zuurstof). Daarbij komen restproducten als melkzuur vrij. Melkzuur hoopt vervolgens op in de spieren en organen en daardoor ontstaat bij het paard mogelijk een vermoeid gevoel of spierpijn. Door het tekort aan zuurstof in het bloed wordt tevens het hart aangezet om het bloed sneller naar de organen te pompen. Ook de ademhaling zal versnellen.

Symptomen van bloedarmoede

De symptomen van een paard met bloedarmoede zijn afhankelijk van de ernst van de bloedarmoede en van de prestaties die het paard moet leveren.

Milde gevallen van bloedarmoede zullen niet altijd opgemerkt worden, zeker als het paard geen zware prestaties hoeft te leveren. Een Shetlandpony, die in de wei loopt, zal weinig of geen symptomen laten zien. Maar een lichte vorm van bloedarmoede zal wel een negatieve invloed hebben op de prestaties van een sportpaard dat langdurige arbeid moet leveren.

Bij ernstige gevallen van bloedarmoede zullen de slijmvliezen van het paard bleek van kleur zijn en zal het paard duidelijk minder presteren. Hij is eerder moe en geeft een lusteloze indruk. Ook zal hij sneller ademen en zijn hartslag zal verhoogd zijn. In zeer ernstige gevallen zal het paard zelfs in rust niet in staat zijn om zijn vitale organen van voldoende zuurstof te voorzien. Dat kan leiden tot onherstelbare schade aan de organen en zelfs tot de dood.

Oorzaken van bloedarmoede

Bloedverlies

Het spreekt voor zich dat er bloedarmoede kan ontstaan wanneer er sprake is van een grote, bloedende wond. Een volwassen paard van 600 kilogram heeft echter meer dan 40 liter bloed door zijn aderen stromen dus er is niet zomaar sprake van een tekort. Bij een volwassen paard hoeft bloedverlies tot vier liter niet direct grote gevolgen te hebben.

Tijdens de geboorte van een veulen kan er ook een gevaarlijke situatie ontstaan. Een verscheuring in de ophangbanden van de baarmoeder kan leiden tot een zeer ernstige inwendige (dus onzichtbare) bloeding met vaak de dood tot gevolg.

De meest voorkomende vorm van chronische bloedarmoede bij het paard ontstaat door chronisch bloedverlies ten gevolge van worminfecties. Vraag de dierenarts om een goed wormbestrijdingsplan.

Ook problemen met bloedstolling kunnen voor een verhoogd verlies zorgen. Oorzaken van stollingsproblemen kunnen aangeboren of verkregen zijn (vergiftigingen).

Verminderde aanmaak van rode bloedcellen

Rode bloedcellen worden gedurende een cyclus van ongeveer 100 dagen vervangen door ‘verse’ rode bloedcellen vanuit het beenmerg. In enkele gevallen zijn er te weinig grondstoffen (zoals ijzer) voor de aanmaak van nieuwe cellen aanwezig. Wanneer een paard voldoende ruwvoer van voldoende kwaliteit krijgt met daarbij een bij de prestaties van het paard passende hoeveelheid krachtvoer, is de ijzervoorziening vaak voldoende.

Ten gevolge van chronische ontstekingen komen er bepaalde stoffen vrij die de productie van rode bloedcellen remmen. Buiten het verlies van bloed zoals eerder beschreven bij de worminfecties zorgt de hierbij aanwezige voortdurende ontsteking tevens voor een remming van bloedproductie.

Ook zeldzaam, maar veel ernstiger, zijn de gevallen waarbij het beenmerg niet goed functioneert. Dit kan voorkomen bij leucose, een vorm van bloedkanker in het beenmerg. Ook zijn er aangeboren afwijkingen zoals bijvoorbeeld bij Fellpony’s (Fell Pony Syndrome) waarbij het beenmwerg niet in staat is om voldoende rode bloedcellen te produceren. Een behandeling voor dit soort aandoeningen is niet voorhanden.

Verhoogde afbraak van rode bloedcellen

Wanneer de levensduur van de rode bloedcel (veel) korter is dan 100 dagen, is er sprake van een verhoogde afbraak. Bij allerlei (infectie)ziekten kan dit fenomeen optreden. Een bekend voorbeeld van een infectieziekte die bloedarmoede bij het paard veroorzaakt is de virusziekte EIA (Equine Infectious Anemia). Deze ziekte wordt veroorzaakt door een virus dat gelijkenissen vertoont met het HIV-virus bij mensen (lentivirus). De ziekte wordt overgedragen door bloedcontact (stekende insecten, instrumenten, bloedtransfusie) en bij de geboorte van een veulen uit een besmette merrie. Eenmaal besmet kan een paard nooit meer schoon worden. De ziekte kan binnen 1-4 weken na infectie voor hoge koorts, oedemen, stollingsproblemen (bloedneuzen) en bloedarmoede leiden. Acute gevallen kunnen soms ook tot het overlijden van het paard leiden. In chronische gevallen is er sprake van periodes waarin het paard dezelfde (milde) verschijnselen vertoont. Sommige paarden zijn echter symptoomloos drager en vormen de seropositieve bron van infectie voor andere paarden. Het is belangrijk om je te realiseren dat de verschijnselen van EIA vrij aspecifiek zijn en ook bij vele andere ziekten voor kunnen komen. EIA is in Nederland een ziekte die zeer zeldzaam is en voornamelijk wordt aangetroffen bij paarden die uit het buitenland worden geïmporteerd.

Ook vergiftigingen kunnen leiden tot verhoogde afbraak van rode bloedcellen. Het eten van aanzienlijke hoeveelheden rauwe uien is hier een voorbeeld van.

Bij pasgeboren veulens kan een acute ernstige anemie ontstaan. Als er contact is geweest tussen het bloed van het veulen en het bloed van de merrie, kan de moeder onder bepaalde omstandigheden antistoffen vormen tegen de rode bloedcellen van het veulen. Met de biest komen deze terecht in het veulen en geven dan aanleiding tot een heftige afweerreactie waarbij een bloedtransfusie vaak levensreddend is.

Tenslotte kan een door teken overgebrachte bloedparasieten een verhoogde afbraak van rode bloedcellen veroorzaken. Dit wordt ook wel babesiose  of ehrlichiose genoemd.

Diagnose

De dierenarts kan bloedarmoede diagnosticeren door het gehalte rode bloedcellen of hemoglobine in het bloed te bepalen. Na bloedafname wordt de hematocrietwaarde bepaald (volumepercentage van rode bloedcellen in het bloed). Hierbij dient de dierenarts rekening te houden met het moment waarop het bloed is afgenomen (in rust, in stress of direct na een training).

Bij ernstige vormen van bloedarmoede laat het bloedonderzoek vaak in één keer een sterk verlaagd haematocriet zien. De diagnose kan dan snel gesteld worden. Bij milde vormen van bloedarmoede is soms herhaling van bloedafname nodig om te constateren of de verlaagde waarde opnieuw gevonden wordt. Op basis van het bloedonderzoek kan een aanwijzing worden gevonden voor de oorzaak van bloedarmoede, er is vaak aanvullend onderzoek nodig om een exacte diagnose te stellen.

Behandeling van bloedarmoede

Bij zeer ernstige bloedarmoede komt de zuurstofvoorziening van de weefsels in gevaar. Het risico op onherstelbare beschadiging met zelfs de dood tot gevolg is in zo’n situatie aanwezig.

Een bloedtransfusie kan dan levensreddend zijn. Met een bloedtransfusie krijgt het paard in korte tijd voldoende rode bloedcellen om het acute probleem op te lossen. Na enkele dagen begint het lichaam de vreemde rode bloedcellen af te breken en zal het lichaam van het paard de productie weer over moeten nemen.

Bij paarden is er sprake van universele donoren. Dat betekent dat elk paard in principe bloed kan geven aan een ander paard. Dit komt omdat er, in tegenstelling tot de verschillende bloedgroepen bij de mens, vaak geen antistoffen aanwezig zijn tegen vreemde rode bloedcellen. Pas na de transfusie worden deze gevormd. Dat betekent dus dat alleen bij een tweede transfusie of na eerder contact met vreemd bloed de kans bestaat op een afweerreactie. Ruinen zijn in dit kader ideale donoren omdat ze over het algemeen niet in contact zijn geweest met andere bloedgroepen (in tegenstelling tot merries die bij de geboorte van een veulen met de bloedgroep van het veulen in contact komen).

Een bloedtransfusie is vooral effectief bij veel bloedverlies. Meestal is de situatie gelukkig minder ernstig. Op basis van een compleet onderzoek dient de oorzaak van de bloedarmoede te worden achterhaald en kan er een passend behandelplan worden ingesteld.

 

Tekst in samenwerking met Dinette Neuteboom

Gerelateerde rubrieken